Alexander Elliott Jenkins
Jenkins werd geboren op 29/10/1924 in Melbourne.
Overleden op 14/03/2017 na een korte ziekte.
Dr. Alexander Elliott JENKINS was Emeritus Professor aan de Universiteit van Sydney.
Na de oorlog studeerde Dr. Jenkins wetenschap en was hij een van de stichtingsprofessoren aan de Universiteit van NSW.
Dr Jenkins werkte in de mijnbouw en metallurgie over de hele wereld, waaronder de VS, Canada, Indonesië, Guatemala en Engeland en was een consultant voor grote bedrijven.
Hij was de echtgenoot van Joy (overleden 1982) en Pauline. Vader van Wendy en Bernard, Peter en Fiona, Richard en Kathy, Louise en George. Zeer trotse grootvader van tien kleinkinderen en vier achterkleinkinderen.
Souvenierhoekje van Jenkins. Het rood omcirkelde kadertje is een geschenk van mij aan Alex tijdens zijn eerste bezoek in Linkhout in 1987. Het bevat een dankwoord en het ronde plaatje is de wijzerplaat van een brandstofmeter van de neergestorte Lancaster.
Foto: Central Western Daily
Pauline met de eretekens van Jenkins
Foto: Central Western Daily
Militaire loopbaan:
Voor hij dienst nam bij de RAAF,studeerde hij geologie aan de universiteit van Sydney.
Hij nam vrijwillig dienst bij de RAAF in Benella, Victoria, op 02/11/1942.Dit deed hij bij het NO.11 EFTS. Zijn eerste vluchten maakte hij in een tweedekker D.H.82 om vertrouwd te geraken met het vliegen. Dit deed hij aan de zijde van zijn instructeur Sgt. Eva. Op 16 april 1943 maakte hij reeds zijn eerste solovlucht. In juni 1943 werd Jenkins overgeplaatst naar NO.7 SFTS in Deniliquin. Hier begon hij een cursus voor gevorderden op 9 juni met een Wirraway. Zijn vliegervaring maakte van hem een bekwaam piloot en stoutmoedige vluchten bleven niet uit. Op 24 augustus sprong hij wat te overmoedig met zijn toestel om en raakte tijdens zijn vlucht enkele elektriciteitskabels. Voor deze stunt moest hij 28 dagen aan de grond blijven! In oktober 1943 beëindigde Jenkins zijn vliegcursus in Australië met een totaal van 167 vlieguren.
Om ingeschakeld te worden in het oorlogsgebeuren in Europa maakte Jenkins de grote trip naar Engeland. Hij werd er ondergebracht in het NO.20 PAFU te Kidlington waar hij zijn eerste vlucht maakte op 25 mei 1944 in een Avro Anson. Al snel werd Jenkins overgeplaatst naar een vliegbasis in Croughton waar hij werd opgeleid in een Oxford lestoestel. Op 15 juni deed Jenkins een onfortuinlijke landing toen zijn remmen blokkeerden en de neus van zijn Oxford zich in de grond boorde.
Nog die zelfde maand werd hij overgeplaatst naar de NO.1538 BAT-flight waar hij vertrouwd werd gemaakt met nacht- en bombardementsvluchten.
Uiteindelijk begon het echte werk bij zijn overplaatsing naar NO.30 OTU ( Operational Training Unit ) in augustus in Seighford. Hier werd hij opgeleid in de operationele Wellington bommenwerper. Zijn eerste vlucht met dit vliegtuig gebeurde op 17 augustus1944. Op dit ogenblik kreeg Jenkins ook zijn vaste "crew" toegewezen waarmee hij zijn eerste vlucht deed op 21 augustus 1944.Deze bemanningsleden waren:
- bommenrichter P/O Campbell
- boordwerktuigkundige F/O Stone
- navigator F/O Swift
- marconist F/O Clegg
- bovenste koepelschutter Sgt. Braddock
- staartschutter Sgt. Silcock
De staartschutter Sgt. Silcock werd op 3 januari 1945 vervangen door Sgt. Graham. Al de mogelijke vliegsituaties die tijdens operationele vluchten nodig waren, werden ingestudeerd: navigatie, formatievliegen, beschieten van vijandelijke vliegtuigen, bombardementen op grote hoogte, nachtvluchten, ontwijkingsmanoeuvers bij aanvallen van vijandelijke vliegtuigen, enz. Dit alles gebeurde nog met een Wellington bommenwerper die stilaan een oud-gediende werd bij de RAF.
In november werd Jenkins samen met zijn bemanningsleden overgeplaatst naar Lindholm waar hij in het No 1656 Conversion Unit vertrouwd werd gemaakt met het vliegen met de Lancaster. Eind 1944 haalde Jenkins 188 uren nacht- en 236 uren dagvlucht.
Uiteindelijk werd op 1 januari 1945 de ganse crew ondergebracht naar het 460e operationele squadron in Binbrook. De eerste vlucht in hun nieuwe squadron gebeurde reeds op 3 januari. Hier begon dan ook voor Jenkins en zijn bemanningsleden het echte werk. Ze waren klaar om aan de strijd te beginnen.
Om vertrouwd te geraken met vluchten boven vijandelijk gebied werd Jenkins met een ervaren crew meegenomen. Hij deed zijn eerste operationele vlucht boven Duitsland op 6 januari, aan de zijde van piloot en CO, F/Lt Holmes. Het doelgebied was een spoorwegknooppunt in Hanau‚ Er namen 482 toestellen aan deel. Een opmerkelijk feit is dat Jenkins zijn eerste operationele vlucht deed met de Lancaster AR*F2, hetzelfde toestel waarmee hij later zou neerstorten. Het vliegtuig waarmee hij naar Hanau vloog, had een bom van 1800 kg en nog eens 16 bommen van 113 kg aan boord. Tijdens de vlucht was er 10/10 bewolking op een hoogte van 6.000m. Onderweg werd er lichte flak waar genomen. Het doel werd getroffen, maar ook het centrum van Hanau waar 92 mensen het leven lieten.
Op 16 januari deed Jenkins zijn 2e operationele vlucht boven Duitsland. Ditmaal was hij de gezagvoerder en vloog hij met zijn eigen crew in de Lancaster AR*H2. Het doel waren de Braunkohle-Benzin synthetische olieraffinaderijen in Zeitz bij Leipzig. Er namen die nacht 1.283 toestellen deel aan het bombardement, waarvan er 30 verloren gingen. Jenkins bestuurde de Lancaster AR*H2. Toen ze boven het doelgebied kwamen, opende Campbell de bommenluiken en op dat ogenblik werden zij aangevallen door een Duitse nachtjager, een Fw 190 (Focke Wulf 190). De staartschutter Graham kreeg hier zijn vuurdoop. Hij beschoot het Duitse jachttoestel zoals hij dat ingeoefend had. Het vliegtuig werd beschoten en vluchtte daarna weg. Zijn eerste vlucht was reeds een succes! De bommenwerper dropte alsnog zijn bommenlading: 1 bom van 1.800 kg en 12 van 113 kg. Er waren die nacht veel zoeklichten en de flak was sterk. De vlucht duurde 8 uren.
Op 2 februari steeg Jenkins en zijn bemanning opnieuw op met de Lancaster AR*F2. Dit maal was hun doel Wiesbaden. Samen met hen stegen er nog 1.251 vliegtuigen op waarvan er 21 niet zouden terugkeren. Het was voor het BC de eerste en enige vlucht op Wiesbaden. Boven het doelgebied was er een volledig dicht wolkendek en de meeste bommen troffen de stad. Rapporten hierover vermelden dat 520 huizen en 30 appartementen volledig vernield werden. Verder werden er 400 huizen en 50 appartementsgebouwen zwaar beschadigd. De 5 belangrijke fabrieken langs de Rijn werden nauwelijks getroffen maar wel het station. In de stad werden meer dan 1000 mensen gedood en 350 gewond. Bij hun terugkeer werden ze achternagezeten door een niet geïdentificeerd jachtvliegtuig. Na ongeveer 15 minuten verdween het toestel. Zij dropten 2.325 kg bommen op een hoogte van 5.250 m. De vlucht duurde 6.35 uur.
De 4e operationele vlucht deed Jenkins samen met zijn bemanning de volgende nacht, op 3 februari. Opnieuw vlogen zij met de Lancaster AR*F2 naar hun doelgebied Bottrop. Het doel waren de Prosper benzinefabrieken. Die nacht stegen er 510 vliegtuigen op waarvan er 12 niet terug keerden. De F2 dropte 2.325 kg bommen op een hoogte van 5.250 m. Er was matige flak doch de zoeklichten waren zeer geconcentreerd. De bombardementen brachten zware schade toe aan de fabrieken. De vlucht duurde 8.50 uur.
De 5e operationele vlucht gebeurde op 8 februari met de Lancaster AR*P. Het doel waren de olieraffinaderijen in Politz. Die nacht stegen er 1.020 vliegtuigen op waarvan er 17 niet terugkeerden. Het bombardement was een succes. De fabrieken werden zo zwaar beschadigd dat ze niet meer in gebruik werden genomen. Dit betekende een zware tegenslag voor de Duitse oorlogsmachine die nu langzaam tot stilstand werd gedwongen. De AR*P dropte die nacht 2.200 kg bommen. De vlucht duurde 8.50 uur. Het logboek van Jenkins vermeldt nog het neerschieten van een Duits jachttoestel bo-ven het doelgebied.
De 6e operationele vlucht vond plaats op 13 februari. Het betrof hier het alom gekende bombardement op Dresden. Zij deden dit met het toestel AR*B2. Het AM had enkele maanden voordien besloten om de bombardementen in een versneld tempo en grotere intensiteit uit te voeren, dit met de bedoeling het moreel van de Duitsers te breken. Door deze bombardementen trachtte men ook om de civiele administratie te verstoren en alzo de oorlog te stoppen. De algemene naam die aan dit plan werd gegeven, was "Thunderclap", maar zou pas ten uitvoer worden gebracht als de Duitse militaire toestand kritiek werd. Dit moment was nu aangebroken. De Russische strijdkrachten trokken snel op naar Polen en bereikten de oostelijke grens van Duitsland. De Duitsers vochten nu op twee fronten in hun eigen land waarbij vooral de situatie in het oosten erg moeilijk werd. Het was duidelijk dat Dresden, Berlijn, Leipzig en Chemnitz allemaal steden aan de Duitse grens, in het oosten, geschikte doelen waren voor het BC. Er waren daar tal van vitale communicatie- en bevoor-radingscentra. Maar er was niet alleen het morele aspect. Men wou ook voorkomen dat de Duitsers zich van het westelijk front naar het oosten zouden verplaatsen om daar hulp te gaan bieden. Het AM gaf eind januari het BC bevel om aan de bombardementen te beginnen. Ook de Amerikanen werden gevraagd om aan deze bombardementen deel te nemen. Hun antwoord was positief. De campagne zou door de Amerikanen gestart worden op 13 februari met een raid op Dresden. Maar het weer boven Europa was zo slecht dat er besloten werd deze raid te annuleren. Toen viel de beurt aan het BC om de eerste raid te volbrengen. Er waren twee verschillende raids op Dresden voorzien. De eerste aanval werd uitgevoerd door de volledige 5 Group die hun eigen low-level (lage hoogte) markeringsmethode gebruikten. In de nacht van 13 op 14 februari stegen er 796 Lancasters en 9 Mosquito's op. Aan boord hadden ze 1.478 ton hoogst explosieve bommen en 1.182 ton brandbommen. Een band van wolken dreef over het doelgebied en het bombardement was maar een gematigd succes. De tweede aanval, 3 uur later, werd uitgevoerd met Lancasters van 1, 3, 6, en 8 Group waarbij 8 Group zorgde voor de doelmarkering. De lucht was nu volledig open en 529 Lancasters, waaronder deze van Jenkins, dropten meer dan 1.800 ton bommen met grote precisie op Dresden. Er werd reeds veel gesproken en geschreven over de zin, of onzin, van deze bombardementen, maar het volstaat hier om enkel te zeggen dat er een "vuurstorm" ontstond die grote delen van de stad volledig verbrandde. Niemand heeft ooit kunnen bepalen hoeveel mensen er precies werden gedood. Men mag stellen dat het er meer dan 50.000 waren! De volgende dag dropten 311 Amerikaanse B17 bommenwerpers nog eens 711 ton bommen. Hun doel waren de spoorwegstations. Bovendien beschoten P51 Mustang jachtvliegtuigen ook nog het spoorwegverkeer in de omgeving van Dresden waardoor de chaos nog toenam. De Amerikanen bombardeerden Dresden nogmaals op 15 februari en 2 maart, maar er werd algemeen aangenomen dat de bombardementen van het BC de grootste schade aanrichtte. Deze bombardementen waren voor de bemanning enorm zenuwslopend.
Jenkins had bij het bombardement van Dresden 2.400 km afgelegd! Toen hij Engeland bereikte, restte hem nog voor 7 minuten brandstof. Daarom besloot hij te landen op het dichtst bijzijnde vliegveld, dit van Fulsham. Daar landde hij na een vlucht van 9.20 uur! Toen zij de volgende dag opstegen om terug te keren naar Binbrook, had de bommenrichter Campbell enkele bloemkolen in het bommenruim gelegd om er een grap mee uit te halen. Bij hun vlucht over de controletoren werden zij er met de grootste precisie gedropt!
Eén bladzijde uit het logboek van Jenkins. Het toont het bombardement op Dresden en terugkeer van Foulsham.
De 7e operationele vlucht van Jenkins met de Lancaster AR*F2 ging naar Dortmund. Doch deze missie werd de bemanning fataal en ze wordt hier later uitvoerig beschreven.
Maak jouw eigen website met JouwWeb